3-30-300

Mensen gezonder en productiever door groen

Overweldigend wetenschappelijk bewijs voor positieve effecten op lichaam en geest

https://www.stad-en-groen.nl/article/44128/wetenschapsjournalist-mark-mieras-de-kwaliteit-van-het-groen-is-belangrijker-dan-de-hoeveelheid

Mensen functioneren beter door de aanwezigheid van groen. Ze hebben minder last van stress, zijn gezonder, gelukkiger en productiever.

Volkomen onterecht wordt groenvoorziening nogal eens gezien als franje, zegt wetenschapsjournalist Mark Mieras. Hij bracht voor IVN het wetenschappelijk onderzoek in kaart naar de gezondheidseffecten van groen. Het bewijs dat die zeer positief zijn, blijkt overweldigend, zonder aanzien des persoons. Dus evengoed bij de mensen die zeggen weinig aan groen te hechten.

De gemeten positieve effecten zijn, vanzelfsprekend, op wetenschappelijk verantwoorde wijze gecorrigeerd voor andere invloeden dan die van groen. Bijvoorbeeld dat de groenste omgevingen vaak worden bewoond door mensen die zich vaak wat hoger op de sociaaleconomische ladder bevinden en daarom gezonder zijn.

Universeel

‘Mensen zien’,  merkt Mieras op, ‘een goed gevoel bij groen vaak als iets persoonlijks. Maar het blijkt te gaan om iets universeels. Dat heeft te maken met hoe onze hersenen werken. Omdat ze zo geëvolueerd zijn.’ Bijzonder dus, maar geen magie, maakt hij duidelijk.

#TRavotten

Groen blijkt ook van groot belang voor een gezonde darmflora en voor het immuunsysteem, komt naar voren uit microbiologisch onderzoek. Gezonde microben die het lichaam nodig heeft, komen van buiten. Mensen krijgen ze door contact met de natuur. Kinderen die ravotten in de modder, bomen in de straat, planten in huis en op kantoor en het eten van rauwe groente zijn heilzaam voor dit doel, verkondigt onder anderen Marco van Es van Bac2nature, dat zich bezighoudt met onderzoeken hiernaar en de verspreiding van kennis erover.

Dat groen in de buurt mensen op zoveel manieren goed doet, betekent dat het belangrijk is om te zorgen dat dit voldoende aanwezig is. In steden kan het vorm krijgen op verschillende niveaus. Voor het zicht erop vanuit de woning of werkplek is er zogenoemd postzegelgroen. Dat zijn de particuliere tuinen en het openbare groen in de vorm van perkjes en straatbomen. Parken vormen een welkome aanvulling.

Een park op loopafstand als aanvulling hierop is welkom. Het vormt een ideale plek om snel naartoe te gaan en bevordert dat mensen bewegen. Met een beetje geluk is dat een opmaat voor een stap naar het derde niveau van groenbeleving: de natuur buiten de stad. ‘Als je bijvoorbeeld in het weekeinde nog een bezoek aan de duinen kunt brengen, is het helemaal ideaal. Vanuit een dergelijke gedachte is in Rotterdam bijvoorbeeld een rechtstreeks fietspad aangelegd tussen het centrum en de natuurgebieden ten noorden van de stad.’

Formule

De behoefte aan groen in de stad is door hoogleraar Urban Forestry Cecil Konijnendijk uitgewerkt tot de 3-30-300-formule. De getallen staan voor achtereenvolgens zicht op drie bomen vanuit de woning of werkplek, 30 procent bladerdek in de omgeving en een park op maximaal 300 meter loopafstand. Het is een manier om een nastrevenswaardig beleidsdoel te vatten in een overzichtelijke formule, is zijn uitleg. Hoe een en ander in te vullen, hangt natuurlijk af van lokale omstandigheden.

Nachtdieren in het licht

Nieuwe ledtechniek voor warmere tint met

behoud kleurweergave

woensdag 22 februari 2023

Auteur: Bart Mullink

Dankzij een speciale financiële regeling met de gemeente Goes kan atletiekvereniging AV’56 alsnog een nieuwe en betere baanverlichting laten aanleggen. Ter voorkoming van lichthinder plaatst LI sports er zijn nieuwste generatie Dark Licht-armaturen. In het licht ontbreekt het blauwe deel van het spectrum dat nachtdieren ontregelt.

Met de introductie van ledverlichting zonder blauw in het lichtspectrum, wil LI sports een oplossing bieden voor mogelijke schade die mens en dier ondervinden van kunstlicht, verklaart Joran de Witte van LI sports. ‘Eerder verschenen al studies dat Europa steeds “blauwer” wordt door de opkomst van ledarmaturen. Aan de andere kant verschijnen steeds meer studies die de negatieve impact van blauw licht op mens en dier aan het licht brengen.’
Blauw licht kan de biologische klok ontregelen en trekt insecten aan. Vooral dieren, die nu eenmaal geen horloges hebben, zijn voor hun tijdgevoel aangewezen op het verschil in lichtspectrum op verschillende momenten van de dag. Nachtdieren, die overdag slapen, worden door lampen met veel blauw licht ’s avonds niet op tijd geprikkeld om actief te worden.
De oplossingen van leverancier LI sports om lichtvervuiling terug te dringen, vallen in de gemeente Goes in goede aarde. Behalve omdat het een Goes bedrijf betreft, is dat ook omdat ze heel mooi passen in het vastgestelde beleid. De gemeente stimuleert de overschakeling van clubs naar efficiëntere ledverlichting, maar heeft ook dierenwelzijn hoog in het vaandel staan. Het wringt echter als die ledlampen, ook al zijn ze energie-efficiënt, het nachtleven gaan verstoren. Voor de fauna rond sportaccommodaties blijkt de innovatie van LI sports zeer welkom.

‘Uit onderzoeken blijkt dat nachtdieren ontzettend veel last kunnen hebben van blauw licht’
klik om te delen op Twitter
Twee armaturen met ledlampen: de ene met ledlampen mét en de andere met ledlampen zónder blauw licht. Het kleurverschil is goed te zien.

Energie
Dat dierenwelzijn zo veel mogelijk moet worden bevorderd, staat in het Goese collegeakkoord; er is zelfs een speciale portefeuille voor geregeld. Deze blijkt uitgerekend te rusten bij de wethouder die ook de sport onder zijn hoede heeft: Martijn Vermeulen. Die raakte eerder al enthousiast over de Dark Licht-installaties, die nauwelijks licht verspreiden buiten het te beschijnen veld. Een voetbalclub in de gemeente die ingeklemd zit tussen woonwijken, plaatste ze en sloeg zo twee vliegen in één klap: geen hinder voor omwonenden en geen verspilling van energie door overbodig licht.
Atletiekvereniging AV’56 huist met nog een aantal andere buitensportclubs op het Goese Sportpark Het Schenge. Dit ligt aan de rand van de stad, met aan de ene kant een woonwijk en aan de andere kant landelijk gebied. Het is een groene omgeving met gevarieerde natuurlijke fauna. Wethouder Vermeulen zag ook dat uit onderzoek blijkt dat nachtdieren ‘ontzettend veel last kunnen hebben van verlichting met veel blauw licht’. Ze raken er zodanig door ontregeld, dat ze in de omgeving van sportparken als deze vaak nauwelijks nog kunnen overleven.

‘We hebben gekozen voor 100 lux, volgens de norm voldoende omdat we in de avonduren alleen trainingen houden en geen wedstrijden’
klik om te delen op Twitter
De oude installatie van AV’56 geeft ongelijkmatig over de baan verspreid licht dat volgens de huidige normen bovendien te zwak is.
Wethouder Martijn Vermeulen: ‘Uit onderzoek blijkt dat nachtdieren ontzettend veel last kunnen hebben van verlichting met veel blauw licht’.

Biologische klok
Veel standaard ledsportveldlampen produceren veel blauw licht. Led geeft in de basis blauw licht, zo weet ook De Witte. Met laagjes gelige fosfor wordt vervolgens de lichtkleur warmer gemaakt, maar dit gaat ten koste van de efficiëntie van de led. ‘Voor een zo hoog mogelijke energiebesparing wordt gekozen voor veel blauw licht. Een nadeel is dat dit de biologische klok bij mens en dier het foute signaal geeft dat het dag is. Door nu een type led toe te passen dat het blauwe deel wegfiltert maar alsnog zeer efficiënt is, lopen we voorop in de markt. We combineren een hoge besparing én echt duurzaam licht, met minimale impact.’
Warmere of oranjeachtige lichtkleuren bestaan al langer en zijn in het verleden veel toegepast als straatverlichting. Het resultaat met de gasontladingslampen was altijd een roodoranje gloed. Een groot nadeel was de gebrekkige kleurweergave. ‘Wanneer je niet ziet welke kleur auto’s hebben, is dat geen heel groot probleem. Anders is dat als het gaat om de kleuren van sportshirts en veldattributen. De nieuwe leds geven een wat rodere, warmere kleur, maar de hoge kleurweergave blijft behouden.’
De efficiëntie, lumen per watt, wordt iets minder maar dat scheelt volgens De Witte niet heel veel. ‘Met led in combinatie met Dark Licht gaan we richting de 70 procent besparing ten opzichte van gasontladingslampen. Dark Licht zorgt gemiddeld voor 20 tot 35 procent extra energiebesparing. Die komt boven op de circa 50 procent besparing die led sowieso al oplevert ten opzichte van gasontladingslampen. Nu we qua efficiëntie zo voorop lopen, durven we de stap te zetten om een heel klein stukje rendement in te leveren en daarmee een ander negatief effect van verlichting op te lossen.’ Duurzaamheid gaat, onderstreept hij, over meer dan alleen energiebesparing en terugverdientijd. ‘Het gaat ook om materiaalgebruik, levensduurverwachting, hoe we als bedrijf werken en de impact die verlichting heeft op de natuur.’

Joran de Witte: ‘Door een nieuw type led toe te passen dat het blauwe deel wegfiltert maar dat alsnog zeer efficiënt is, lopen we voorop in de markt’.

Woonwijk
Mede door de gunstige energieprestatie van Dark Licht, had LI sports de beste offerte voor een nieuwe installatie, verklaart Frank Bakker van AV’56 over de keuze voor het bedrijf. Als eigenaar van het sportcomplex en financier van de nieuwe installatie was de gemeente ook betrokken bij de keuze. Niettemin is de club officieel de opdrachtgever.
De baan en het clubhuis werden een aantal jaren geleden gerenoveerd. Bakker: ‘Bij de keuring bleek toen dat de oude lichtinstallatie naar hedendaagse normen beneden de maat was. De verlichting had maar 17 procent van de minimale sterkte volgens de normen van de Atletiekunie. Bovendien werd het licht ongelijkmatig verspreid.’ Er bleek alleen geen geld meer over om de installatie te vernieuwen. Alles was opgegaan aan de baan zelf en aan het clubhuis.
Nu gaat de club naar het zes keer hogere lichtniveau van 100 lux per vierkante meter. ‘Volgens de normen van de Atletiekunie is dat voldoende voor trainingen. Als je wedstrijden wil houden, moet je minimaal 200 lux hebben. Wij hebben gekozen voor 100 lux omdat we toch zelden of nooit wedstrijden houden in de avonduren.’ Hij voegt daaraan toe dat de gemeente als eigenaar en geldschieter in deze keuze ook een stem heeft gehad.

‘Gelukkig telt steeds minder alleen de laagste prijs, maar tellen ook exploitatiekosten en kwaliteit mee’
klik om te delen op Twitter
Een Dark Licht-installatie verlicht het veld. Omdat de omgeving niet langer mee wordt verlicht, neemt het elektriciteitsverbruik verder af.

Subsidie
Om een nieuwe lichtinstallatie financieel mogelijk te maken, moest de gemeenteraad een speciale subsidie regelen. Goes heeft een ledverlichtingsfonds dat is bedoeld om sportclubs te helpen bij energiebesparing. Die kunnen daaruit een lening krijgen. De besparing op elektriciteit creëert financiële ruimte om de lening terug te betalen, is de bedoeling. Bij AV’56 zit dat er niet in. De reden hiervoor is dat de nieuwe installatie veel meer licht gaat produceren. Ondanks de grotere energie-efficiëntie gaat het elektriciteitsverbruik zojuist flink omhoog. ‘Dit betekent dat de club niet kan voldoen aan de voorwaarden van het fonds,’ verklaart de wethouder. Besloten is om die reden de club geen lening, maar een subsidie te geven. ‘Die hoeft niet te worden terugbetaald.’
De installatie vindt dit voorjaar plaats. AV’56 krijgt tegelijk nieuwe lichtmasten die hoger zijn dan de oude. De nieuwe Dark Licht-armaturen kunnen daardoor vrijwel vlak worden geplaatst. Hierdoor zal de lichtbron voor omwonenden nauwelijks te zien zijn.
De Witte zegt ervan overtuigd te zijn dat de sporters het warmere licht als prettig zullen ervaren. Net als de omwonenden en de nachtdieren in de omgeving. ‘We willen graag laten zien dat dat allemaal hand in hand kan gaan.’

‘Duurzaam en economisch’
LI sports ontwikkelt, produceert en installeert lichtinstallaties voor sportaccommodaties. De achtergrond van het bedrijf ligt al ruim twaalf jaar in de verlichtingsmarkt, vanuit Luximprove in Kruiningen. Met LI sports legde het drie jaar geleden de focus op het verlichten van sportaccommodaties. De Witte stelt tevreden vast dat de ‘innovatieve, duurzame en kwalitatief hoogwaardige producten’ waarmee LI sports zich wil onderscheiden, goed worden ontvangen. ‘Gelukkig wordt steeds minder vaak naar de laagste prijs gekeken en worden ook exploitatiekosten en kwaliteit meegenomen in de beslissing. Op dat vlak zijn we momenteel onverslaanbaar. In zeer korte tijd hebben we zo een fors aandeel in deze markt weten te veroveren.’ Volgens hem speelt ook een rol ‘dat steeds vaker verhalen opduiken waarbij complete ledinstallaties van soms nog geen vijf jaar oud alweer vervangen moeten worden’, omdat het materiaal op is. ‘Wanneer ik een inschatting zou mogen maken, dan denk ik dat alle ledsportveldverlichting die tussen 2010 en 2015 is geïnstalleerd, op termijn vervangen zal moeten worden. Daar ga je dan, met je duurzaamheid en terugverdientijd.’

‘Afstand tot de arbeidsmarkt’

Onderhoudscontract

Tilburg voor Groen Xtra

zondag 22 januari 2023

De gemeente Tilburg heeft met Groen Xtra een nieuw contract afgesloten voor het onderhoud van de openbare ruimte in de stad. De overeenkomst voorziet in werk voor honderden mensen die om allerlei redenen niet terecht kunnen op de reguliere arbeidsmarkt.

Auteur: Bart Mullink

Het betreft een vierjarig zogeheten gebiedsgericht onderhoudscontract (GOC), met als doelstelling een schone en gezonde (groene) stad. Om de doelen te realiseren trekt de gemeente de komende jaren extra geld uit. In bouwteamverband is de precieze uitwerking van taken nader te bepalen. Afgesproken is dat goed moet worden wordt geluisterd naar wensen die leven bij bewoners. Aan mede hiervoor beoogde uiteenlopende vormen van publiekscontract zullen medewerkers van Groen Xtra eveneens een bijdrage leveren.
Groen Xtra is, als onderdeel van de Diamant Groep, sinds jaar en dag gespecialiseerd in het bieden van begeleiding op maat voor haar medewerkers. Hierdoor blijken zulke voormalige werkvoorzieningsbedrijven er nog steeds beter dan veel andere partijen in te slagen om mensen ‘met een afstand tot de arbeidsmarkt’ succesvol aan de slag te krijgen, en bovendien te houden.

Duurzaam
Met de gebieden Tilburg Noord, Tilburg West en Tilburg Binnenstad en Oude stad omvat het contract de werkzaamheden in veruit het grootste deel van deze Brabantse stad. De gemeentelijke handtekeningen eronder werden gezet door twee wethouders: Maarten van Asten (beheer openbare ruimte) en Esmah Lahlah (bestaanszekerheid, kansengelijkheid en talentontwikkeling). Hiermee werd onderstreept dat Tilburg niet alleen ruimtelijk maar ook sociaal duurzaam wil zijn.
Of, zoals Rolph Dols van Diamant Groep het formuleert: ‘Samen maken we er een circulaire samenwerking van, waarin ook de ontwikkeling van mensen een belangrijke plek heeft. Dat de gemeente haar leefomgeving opnieuw aan ons toevertrouwt, is een enorm compliment voor al onze medewerkers. ‘Zij dragen’, zo verklaart hij trots, ‘dag in dag uit, met enthousiasme en kunde, zorg voor Tilburg. Dat doen ze goed. Met dit contract wordt dat bevestigd.’

https://www.stad-en-groen.nl/article/41769/tilburg-kiest-weer-voor-onderhoudscontract-met-groen-xtra

In het komende nummer van Stad+Groen verschijnt een uitgebreider artikel over de werkwijze in Tilburg

Zomerjeuk

https://www.stad-en-groen.nl/article/30656/teken-processierupsen-en-brandende-zon-in-de-natuurschuilt-veel-gevaar

maandag 2 september 2019

Teken, processierupsen en brandende zon: in de natuur schuilt veel gevaar

Oog voor persoonlijke bescherming houdt werkers gezond

Het noordwaarts opschuiven van klimaatzones levert behalve lekker zomerweer ook minder fraaie dingen op. Zoals werken onder de zon bij tropische middagtemperaturen, in een omgeving waar teken en eikenprocessierupsen de zomer volop vieren. Bedrijven zijn genoodzaakt hun personeel hiertegen te beschermen.

Auteur: Bart Mullink

‘Als het te heet wordt, moet je stoppen.’ Zo simpel is het volgens Dirk Doornenbal van Nationale Bomenbank. Volgens hem kun je zoiets het best naar bevind van zaken besluiten, want vooraf opgestelde gedetailleerde protocollen op basis van temperaturen zullen de werkelijkheid toch nooit helemaal dekken. De eerste stap bij een naderende hittegolf is het aanpassen van de werktijden. Daarvoor bestaat bij Nationale Bomenbank wel een protocol: ‘Het betekent vroeger beginnen en eerder ophouden. Maar wij leggen verder geen beperkingen op wat betreft bescherming. Op het moment dat iemand zegt dat het te veel wordt, is dat gewoon zo. Dan kun je die dag stoppen. Ik wil het niet moeilijker maken dan het is.’ En de ene warmte is de andere niet, weet hij. Ook regionaal zijn er grote verschillen, en het maakt ook nog uit waar je werkt: op een plein in de volle zon of in de schaduw van bomen bij een zomers briesje. ‘Wij werken in het hele land op allerlei soorten terrein. We hebben deze zomer meegemaakt dat het in Limburg 30 graden was en in het noorden 18 graden. Welke regel moet je dan volgen? Dat moet je per geval bekijken.’

Een zomers tenue aantrekken is in de boomzorgbranche maar beperkt mogelijk, bijvoorbeeld vanwege de veiligheidseisen die gelden bij het werken met kettingzagen. Ook de speciale beschermende kleding die is voorgeschreven bij de bestrijding van eikenprocessierupsen is het tegenovergestelde van luchtig. Hittestress kan door zulke kledingeisen nog worden verergerd. Bij Staatsbosbeheer weten ze daar alles van. Niet alleen de warmte, maar ook teken en processierupsen kunnen het personeel in de bossen opbreken. Een redelijke afweging van risico’s maakt deel uit van het veiligheidsbeleid, maakt woordvoerder Marcel van Dun van deze dienst duidelijk. Dat geldt volgens hem voor alle risico’s en beheersmaatregelen en is bij arboprofessionals altijd in beeld. Hij noemt nog een ander voorbeeld: het dragen van gehoorbescherming, waardoor je waarschuwingssignalen minder goed kunt waarnemen. Minder beschermende kleding betekent trouwens ook meer blootstelling aan de zon. Gelukkig heeft het personeel van Staatsbosbeheer daartegen altijd de beschikking over zonnebrandcrème.

‘Controle op teken moet even normaal worden als tanden poetsen.’

Schaduw
Ook bij Boomrooierij Weijtmans is de verstrekking van zonnebrandcrème een onderdeel van het veiligheidsbeleid, legt Kees Weijtmans van dit Udenhoutse bedrijf uit. Schaduw van bomen is in zijn sector geen constant gegeven, weet hij. ‘Als je bomen of takken afzaagt, is de schaduw ook gelijk weg.’ Smeren, dus. Anders kunnen precies die paar plekken die niet bedekt worden door de beschermende kleding flink verbranden.

Je moet er rekening mee houden; dan valt aan het zomerweer wel een mouw te passen, maakt zowel Weijtmans als Doornenbal duidelijk. De werkzaamheden afstemmen op het seizoen is iets wat de boomzorgbranche sowieso eigen is. Met de eikenprocessierups ligt dat iets ingewikkelder. Weijtmans zou deze zomer bijvoorbeeld voor een gemeente een hoop snoeiwerk uitvoeren, maar dat was onmogelijk, omdat de omgeving vergeven bleek te zijn van de eikenprocessierupsen. ‘Je moet altijd bedacht zijn op nesten. Als er eens één in een boom zit, kun je zeggen: eerst bestrijden; dan komen we terug. Maar die nesten die we overal aantreffen zitten niet alleen in de bomen; ze vallen er ook uit. Daardoor kun je niet zomaar gaan maaien. In de betrokken gemeente staan veel eiken. De keuze die we hebben besproken, was: óf nu bestrijden, óf we komen in september terug.’ Door wat te schuiven met de werkvolgorde blijft er volgens hem toch wel genoeg te doen. ‘We zitten ruim in onze werkvoorraad.’

‘Eerst de rups bestrijden; anders we komen in het najaar wel terug’

Toevallig
Als een opdrachtgever erom vraagt, zorgt Weijtmans ook voor bestrijding van processierupsen, maar dat werk besteedt hij dan uit. Bij de bestrijding gelden zulke strikte beschermingseisen dat het werk veilig kan gebeuren. Meer gevaar lopen degenen die toevallig met de rups in aanraking komen. ‘Wij stellen onze mensen er niet aan bloot, maar ik weet dat het op andere plaatsen weleens fout gaat. Toch is dat voor boomzorgers niet anders dan voor anderen. Iedereen die bij besmette bomen in de buurt komt, heeft er last van, ook mensen die eronderdoor fietsen op weg naar kantoor.’ En dus ook de bouwvakkers in Nijmegen die de krant haalden, omdat ze zich ziek moesten melden na een hete dag lang extra schaars gekleed werken op het lommerrijke Nijmeegse universiteitsterrein.
Dat zal zijn mensen niet gauw gebeuren, meent Weijtmans, en ook Doornenbal. Zij weten hoe ze met het verschijnsel moeten omgaan. ‘Als wij vóór een werk zien dat er nesten in een boom zitten, vragen we de opdrachtgever om die eerst te verwijderen. Die dienst kunnen wij desgewenst ook aanbieden als extra. En zien onze mensen tijdens het werk toch nog een nest in een boom en is er een besmettingsrisico, dan zullen ze die boom overslaan.’

Doornenbal zegt over de omgang met het diertje: ‘Je moet leren denken zoals de rups.’ Hij kan zich voorstellen dat de genoemde bouwvakkers op het terrein liepen, zich onbewust van het gevaar, en in aanraking kwamen met de rupsen. Of ze waren aan het werk in een periode dat de rupsen nog aan de wandel waren en de verspreidings- en besmettingsdruk hoog was. ‘Net als wanneer er een grasmaaier door rupsen maait en veel haartjes in de lucht verspreidt.’ Of, ook een berucht voorbeeld, als iemand ze zelf wil bestrijden en er een brander op richt. ‘Dan verspreid je alleen maar brandharen. Het ontbreekt mensen vaak aan kennis’, zo stelt hij vast.

‘Werkzaamheden afstemmen op het seizoen was de branche al eigen’

Educatie
Van het tekenprobleem zeggen de twee ondernemers tot nu toe weinig last te hebben gehad. De beschermende zaagkleding met een lange broek en hoge schoenen volstaat, volgens Weijtmans. ‘Onze mensen worden er ook op geattendeerd dat ze zich goed moeten controleren. Ik heb trouwens het idee dat het tekenprobleem dit jaar wat minder is dan vorig jaar. Maar wij zitten ook niet zoveel in het lange gras, meer in de bomen.’ Doornenbal ziet in zijn bedrijf ook weinig problemen met teken. ‘Vooral omdat wij veel in stedelijk gebied werken en daarnaast ook wat hoger in de boom zitten. Een teek zit vooral in het hoge gras en in struikgewas. Dat heb je niet op straat, en ook minder in bermen. In steden zitten ze misschien eerder bij mensen in de achtertuin.’ Hij onderstreept niettemin dat hij het probleem serieus neemt. ‘Zo bieden we onze mensen elk jaar educatie over teken en de ziekte van Lyme, door middel van een toolboxmeeting.’

De broekspijpen in de sokken is een bekende verdedigingsstrategie die mensen hanteren om zich teken van het lijf te houden. Speciale tekenbroeken zijn voorzien van een soort manchet onder in de pijp die de schoen omklemt. ‘Die verkopen we voor mensen die bijvoorbeeld in bossen op de grond lopen en door hoog gras of laag struikgewas moeten. Dan kan een teek in principe niet op je been terechtkomen’, verzekert Lars Rodrigues van Poel Bosbouwartikelen. ‘Die manchet zit ook in al onze zaagbroeken. Als je die niet wilt gebruiken, kun je hem eruit ritsen.’

Een andere mogelijkheid is een broek die is geïmpregneerd met een teekwerend middel. Als een broek is voorzien van de genoemde manchet, heeft dat impregneren volgens Rodrigues geen extra waarde. ‘De teek kan toch al niet op het been komen.’ Tegelijk kleven er volgens hem nadelen aan het alternatief van impregneren. ‘De werking geldt voor een bepaalde levensduur, die afhangt van het aantal wasbeurten. Dat zul je dus moeten bijhouden en dat zie ik in de praktijk nog niet zo gauw gebeuren.’ In de Verenigde Staten is er discussie over de vermeende schadelijkheid voor de gezondheid van de tekenwerende substantie die in de kleding wordt gebruikt. Rodrigues onderstreept niet te kunnen beoordelen wie er gelijk heeft en zich daarom ook niet in de discussie te willen mengen. In elk geval wil hij wachten met aanbieden tot deze discussie is uitgewoed en er duidelijkheid is.

Kaart
Een betrouwbare, praktische registratie van gevaarlijke locaties op gebiedsniveau lijkt niet in beeld. Weijtmans: ‘Eiken staan overal. Je krijgt dan een kaart die helemaal vol staat met stippen; daar kun je voor één specifieke locatie niet veel uit opmaken. Onze projectleiders bekijken de situatie bij de werkopname. De soorten bomen staan vermeld; daardoor weten ze wat voor problemen ze kunnen verwachten. Ook de opdrachtgever kent de locatie van het werk en weet redelijk hoe het ervoor staat.’ Doornenbal sluit zich hierbij aan. ‘Als je naar een tekenkaart kijkt, zul je zien dat alles besmet is. Hetzelfde geldt voor de eikenprocessierups: die is ook over het hele land verspreid. Maar daaruit kun je weinig opmaken voor je werkzaamheden. Stel dat een gemeente als besmet staat aangemerkt. Dan kan het in de ene straat raak zijn en in de andere, ernaast, helemaal niet. Je moet toch gaan kijken.’ Staatsbosbeheer heeft overeen zogeheten digitaal geografisch informatiesysteem (GIS) of iets vergelijkbaars niet veel meer te melden dan dat men de ontwikkelingen op dit gebied in de gaten houdt.

‘Na activiteiten in het groen moet je standaard de tekencheck doen!’

Risico
Net als de eikenprocessierups zitten teken in het hele land. Overal waar kleine dieren zitten, zoals muizen, maar ook vogels en reptielen, en waar de ondergroei vochtig is, is er risico op teken, zo onderstreept Diana Uitdenbogerd van de Stichting Tekenbeetziekten. Deze organisatie houdt zich bezig met het bevorderen van onderzoek op het gebied van tekenbeetziekten, onder meer door fondsenwerving.

‘Met vochtig weer’, zo stelt Uitdenbogerd, ‘is er overal in Nederland wel risico, ook in parken en tuinen.’ In de boomzorg dus eveneens, althans wanneer mensen op de grond werken. Haar uitleg sluit in grote lijnen aan bij die van Weijtmans en Doornenbal, maar een luchtige benadering van de praktijk is aan haar minder besteed. Want niet elke teek is besmet met de ziekte van Lyme en ook niet elke beet van een besmette teek leidt tot de ziekte, maar toch: ‘De kans op besmetting na een tekenbeet wordt geschat op 2 tot 3 procent. Wij denken dat het nog iets meer is. Besmetting kan ook plaatsvinden zonder dat daarna een rode kring of vlek op de huid ontstaat en pas veel later tot uiting komen. Verder ziet niet iedereen een tekenbeet.’

Met per jaar 1,1 miljoen mensen die een tekenbeet oplopen, is ook die 2 tot 3 procent al een groot aantal, onderstreept zij. Degenen die de ziekte daadwerkelijk ontwikkelen, kunnen het flink voor de kiezen krijgen. ‘De ervaring is dat veel mensen eerst sluimerend ziek worden, met klachten hier en daar. Pas later valt het immuunsysteem echt uit, als er iets bij komt, zoals een trauma, een andere ziekte, een vaccinatie of het gebruik van cortisol.’ Gezien de enorme ellende die mensen zich erdoor kunnen besparen, wordt het controleren van het lichaam op teken wat haar betreft net zoiets als handen wassen en tanden poetsen, oftewel: ‘Na een activiteit in het groen: tekencheck doen!’ Er wordt gewerkt aan gecertificeerde, tegen teken beschermende kleding, weet ze. ‘En er bestaat een richtlijn voor Lyme als beroepsrisico en verantwoordelijkheid van de werkgever. Maar zelf goed blijven opletten is de beste voorzorg. Want richtlijnen noch kleding geven 100 procent bescherming.

Bangkok

Onder het motto wat hebben we als bouw aan het buitenland – en omgekeerd een verslag van een rondje Bangkok. Met een opvallende rol voor de fiets.

Over de bouw in Bangkok hoef je niet snel uitgepraat te raken. Torens met appartementen, hotels, kantoren en winkelcentra schieten er als rijststengels de drassige grond uit. Projectontwikkelaars slaan gaten in de volks- en middenklassebuurten voor de realisatie van prestigieuze projecten. Een steeg die uitkomt bij zo’n bouwput vormt ons startpunt, waar we straal voorbijlopen aan de Lolita Bar die we hier toevallig aantreffen.

Voor de voor het moment nipt hoogste toren van Bangkok’s, de Mahanakhon, tekende architectenbureau OMA. Opvallend hieraan zijn de hiaten in de verdiepingen. Spannende vormgeving maar wie dat niet helder ziet, kan denken dat een deel van de bouwlagen nog niet af is. Niettemin: een geprezen gebouw.

Hoogbouw

Veel hoogbouw in Bangkok begint vanaf het maaiveld met een aantal parkeerlagen, dat zeker bij slanke hoge torens flink oplopen, tot wel twintig. Het luxe wonen speelt zich bij voorkeur af in hogere sferen, ver boven straatrumoer en -stank.

Toch: de drukke verkeersriolen met af en toe de aanblik van een stevig walmende schoorsteen, geven een te ongunstig beeld van de stad in zijn geheel. Veel straten zijn rustig en langs enkele drukkere wegen verschijnen zelfs fietsstroken.

In steden wereldwijd (her)ontdekken bestuurders de fiets en Bangkok blijkt geen uitzondering. Bestuurders hopen door stimulering van het fietsen veel vliegen in één klap te slaan. Het voert nu te ver die allemaal te benoemen. Nederlandse adviesbureaus staan autoriteiten in elk geval graag bij met hun bijzondere fietsinfra-expertise. Er gebeurt kortom van alles maar erg veilig is fietsen op veel plaatsen, ook in Bangkok, nog lang niet. Zoals dit filmpje bijvoorbeeld prima illustreert.

ห่วงครับ ห่วง! Posted by Wissnu Naraya on Friday, October 9, 2015

De Thaise kroonprins Vajiralongkorn (63) heeft in fietsen niettemin vast een nieuw symbool gevonden voor de verbindende rol die het Thaise koningshuis voor het land wil spelen. Volgende maand, op 11 december, stappen, zo is de bedoeling, honderdduizenden Thai, waaronder hijzelf en leden van het kabinet, op de fiets voor wat doorgaat voor het grootste fietsevenement ter wereld ooit. Winkels verruilen in de aanloop hiernaartoe hun brommerassortiment voor fietsen.

Koning Bhumibol

Op het programma staat een ronde door Bangkok, een van de andere Thaise steden of in het buitenland. Het evenement wordt in zeventig landen gehouden, waaronder ook Nederland. De aanleiding is de verjaardag van de vader van het land, koning Bhumibol. In augustus werd de moeder van het land, koningin Sirikit, op dezelfde wijze per fiets geëerd. Het gemotoriseerde verkeer in de Thaise hoofdstad moest toen plaatsmaken voor een megapeloton van 45.000 fietsers.

Cobouw 05-11 2015

Autoindustrie leert van bouw

Van voor de bok, op de bok. Met deze verplaatsing van paardenkracht is de auto-industrie geboren. De ambachtelijke wagenbouw veranderde in massaproductie, maar het principe is gelijk gebleven. Tot zover de geschiedenis van de auto.

De auto-industrie als voorbeeld dat de bouw moet volgen – een maar al te bekend verhaal. Een met een kern van waarheid en daaromheen veel ruis. Voorgangers in de bouw heffen het wijzende vingertje. Ze hopen op groeiend zondebesef met loutering, lees innovatie, tot gevolg.

De boodschap hakt stevig in op het zelfvertrouwen in de sector. Als autofabrikanten aannemers waren, zaten ze, is ongeveer de strekking, nog steeds te knutselen in de wagenwerkplaats. Gelukkig blijkt er nog een verhaal te vertellen. Ook in het kader van de kerstgedachte een welkome opsteker. De praktijk is voor een groot deel andersom. De auto-industrie heeft veel geleerd van de bouw en kan er nog wel meer van leren.

Hier de belangrijkste lessen:

1. Legolisering. Het beroemdste en meest simpele voorbeeld, waarbij meester en volgeling helaas worden omgedraaid. Één blik op het legospel maakt duidelijk: dit is niet geïnspireerd op de auto-industrie, maar op de bouw. Terwijl auto’s in de loop van de tijd steeds meer op elkaar zijn gaan lijken, maakt de bouwsector met een reeks standaardelementen van de toeleverende industrie de meest uiteenlopende objecten.

2. Energie. Het rendement van de ontploffingsmotor was laag, is laag en blijft laag. Als het leeuwendeel van de opgewekte energie uit warmte bestaat, kun je er beter een wkk-installatie van maken. Of toch maar niet. Moderne cv-ketels breken alweer nieuwe records. Zelfs 100 % rendement vindt de bouw niet genoeg meer. Met een warmtepomp gaat de prestatie nog een paar keer over de kop.

3. 3D-printen. Herkennen we hierin een doorontwikkeling van de principes van de betonbouw? Het lijkt erop.

4. Lokale productie. Een prominent doel van pleitbezorgers van een duurzame economie, samengevat in de slogan Think global, act local. Goed voor milieu, lokale werkgelegenheid en regionale pluriformiteit. Bouwbedrijven, ook de grote, opereren bij uitstek regionaal. Bouwen voor en door de regio’s, dat is het beeld. Ook grondstoffen komen bij voorkeur uit de buurt. Terwijl auto’s – en aansluitend hierbij de benodigde infrastructuur – overal ter wereld veelal hetzelfde ogen, blijven gebouwen onderscheidende kenmerken.

­
­

23 december 2015/cobouw.nl

 

 

Energieneutraal naar het winterstrand

Een wintercamping waar het altijd lekker weer is. Onder de antwoorden op energievraagstukken is dat een spectaculair concept*. Het ontkiemde in Zeeland waar campinghouders sidderen bij het idee van een slechte zomer omdat hun seizoen maar zes weken duurt.

Zeeland is niet het beoogde gebied om te beginnen. Dat is Brabant, een provincie rijk aan campings en vakantieparken. En oude fabrieken, waarvoor nieuwe bestemmingen nodig zijn. Het dak gaat van deze gebouwen af om plaats te maken voor een – vanzelfsprekend scherf- en splinterveilige – kasconstructie. Een geoliede samenwerking tussen de toeleveranciers, installateurs, bouwers en de beoogde gebruikers is de kern van het concept. Als team zorgen ze voor een enorme sprong voorwaarts op economisch-, technologisch- en procesgebied.

Zomer

De kampeerruimte blijft in het traditionele hoogseizoen leeg. Verder is het 46 weken per jaar zomer voor de gasten. Die komen niet terecht in een bedompte hal maar integendeel: in een ruimte die garant staat voor een haast perfect buitengevoel. Voorzien is onder meer in een ruime daglichttoetreding. En daarmee tegelijk in veel passieve energie. Verder is er een ingenieus systeem voor aanvullende verwarming met onder meer stralingspanelen en een uitgekiende luchtbehandeling. Warmte-koudeopslag en een houtpelletketel, die genoeg heeft aan snoeihout van het recreatieterrein, maken eveneens deel uit van het installatietechnische kunstwerkje.

Temperaturen zijn regelbaar afhankelijk van de doelgroep. Gegarandeerd 24 graden ’s middags? Kan. Een nachttemperatuur van 18 graden, 16 graden of desnoods 20 graden? Allemaal mogelijk. De gasten zitten er, energieneutraal, gegarandeerd warmpjes bij.

Virtual reality

De camping valt eenvoudig te koppelen aan bestaande recreatieparken, waar veel voorzieningen zijn zoals horecagelegenheden, zwembad, et cetera. Daarbovenop biedt de camping zijn vertier, waar vast niet alleen de eigen gasten voor zullen vallen. Zo is er een strand met uitzicht op de winterse velden maar zonder het winterse gevoel. Fascinerend zijn kamers die na een spreekwoordelijke druk op de knop niet meer op kamers zullen lijken. Met behulp van virtual reality valt een strandwandeling te maken die realistisch aandoet door 3D-projectie, nagebootst zonlicht en een zilte strandbries. De weersgesteldheid is naar keuze. Liever virtueel sightsee-en in bijvoorbeeld Amsterdam? Kan er ook.

Fabriekspanden

Karakteristieke historische fabriekspanden met ruime maten zijn de droomoptie. Niettemin, met wat fantasie – schilderkunst, bosschages eromheen – is van een moderne hal met golfplatengevel ook gerust iets passends te maken.

Benieuwd, wanneer het daadwerkelijk zover komt dat op deze wijze wintervakanties een hele nieuwe dimensie krijgen. Zelf vlieg ik komende week allesbehalve energieneutraal naar een ander werelddeel. De luchtvaartmaatschappij meldt op het ticket de CO2-voetafdruk, die geenszins gering blijkt. Gaat u bomen planten?, Is de vraag. Zeker. Zelf. Maar dat had natuurlijk ook in Brabant gekund.

*Voor de duidelijkheid: dit is geen uitgewerkt concept maar een gedachtenoefening ter verkenning van de mogelijkheden om nieuwe markten van de grond te krijgen door onorthodoxe samenwerkingsverbanden.

30 september 2015/cobouw.nl

Negatieve associaties bij beton

Dat beton het meest toegepaste bouwmateriaal is, mag enige verwondering wekken als we kijken welke associaties het oproept.

Vraag het betonmensen en ze prijzen enthousiast hun waar aan. Misschien kunnen ze eens nieuwe uitdrukkingen of spreekwoorden gaan bedenken waarin ook de heilzame werking van beton voor het voetlicht komt. Want wie die tot nu toe probeert te vinden, kan zoeken tot hij een ons weegt.

Negatieve associaties daarentegen, zijn er te over. Stort de maffia, volgens het cliché, zijn slachtoffers in beton? Of gaan die eventueel met een blok beton aan het been de plomp in? Zeker, en niet met een stuk natuursteen, lood of staal. Materialen die blijkbaar minder de gevoelens oproepen die nodig zijn voor het beoogde macabere beeld.
Overigens, lang voor de leeftijd waarop zware misdaad een denkbare keus wordt, heeft Jantje Beton het al slecht getroffen. Zijn naam zegt meer over de stedelijke ontwikkeling dan tien gemeentelijke rapporten: Jan wil je redden uit de omgeving waarnaar hij is genoemd. Tenzij je van beton bent natuurlijk, oftewel hard en gevoelloos.

Als het over voedsel gaat, hetzelfde laken een pak. Ligt het als beton op de maag, dan is het geen succes.

Met een baksteen in de maag daarentegen kun je gerust geboren zijn. Jaren kan hij er zelfs blijven, zonder enig probleem. Ooit bouw je er je eigen huis mee. Ben je ook uit het goede hout gesneden, dan zit het helemaal snor. Een loden last is minder fraai maar er valt mee te leven. Mannen van staal, die worden gewaardeerd. Een automerk dat gestaalde perfectie belooft, bedoelt: beter vind je niet. Als betonsector zou je jaloers worden op de positievere associaties die andere materialen oproepen.

De negatieve kijk op beton strekt verder dan zegswijzen waarin beton is gebruikt als metafoor voor iets anders. Denk alleen al aan wijken in grote steden (zie ook Jantje Beton) waarom zo vaak wat te doen is. Volgens verschillende beschrijvingen gaan die ernstig gebukt onder de letterlijke aanwezigheid van beton. Grootstedelijk wonen in appartementengebouwen met uitzicht, relatief ruim, licht en ook nog betaalbaar? Nee, grauw, troosteloos en kil, zijn woorden die klinken. Beton als zondebok. Een andere conclusie dringt zich op. Haat is maar al te vaak een substituut voor liefde. Mensen houden wel degelijk van beton.

Bart Mullink, verslaggever Economie bij Cobouw

04 februari 2015/cobouw.nl

Wat levert een architect wel?

Architectenbrancheorganisatie BNA heeft in het verleden geprobeerd aan te tonen dat een woning waaraan een architect te pas is gekomen meer waard is dan een woning waarbij dat niet is gebeurd. Dat viel nog niet mee.

De boodschap van de branche is dat een goed ontwerp voor een relatief klein bedrag een veel betere woning oplevert. Zoiets moet tot uitdrukking komen in de waarde maar dat kwam uit het onderzoek niet helder naar voren, gaven de BNA-voormannen Willem Hein Schenk en Fred Schoorl, enigszins bedremmeld, toe in een interview in Cobouw vorige week.

Andere factoren dan het ontwerp, zoals de locatie, bleken veelal zwaarder te wegen. Hebben we het over toegevoegde waarde, dan doelen we waarschijnlijk op de prijs. Maar beide gaan niet noodzakelijkerwijs gelijk op. Opvallende ontwerpen kunnen esthetisch waardevol zijn en tegelijk moeilijk te verkopen omdat ze voor potentiële gegadigden te uitgesproken zijn. Of neem een ontwerp dat functioneel vergaand is toegesneden op de wensen van een opdrachtgever. Deze zijn niet per se ook wensen van toekomstige kopers of huurders.

Hoewel mogelijk dus geen extra hoge prijs valt te verwachten in de toekomst, zullen opdrachtgevers in bovengenoemde gevallen tevreden zijn met de inzet van de architect. Tegelijk zijn er voorbeelden van woningen die mede dankzij een goed ontwerp tot op hoge leeftijd gewild blijven en voor flinke prijzen van de hand gaan. Denk aan jarendertigwoningen die zelfs zodanig goed in de markt liggen dat ontwikkelaars de stijl in nieuwbouw zijn gaan kopiëren en daardoor zowaar extra weten te vangen.

Bewijzen van effecten op de waardeontwikkeling zijn alleen al door het gevarieerde beeld van de praktijk moeilijk te leveren. Ook onderzoekstechnisch gesproken is het vrijwel ondoenlijk op dit gebied iets aan te tonen. Probeer maar eens een representatieve hoeveelheid van telkens twee vergelijkbare bouw- of verbouwprojecten te vinden en daarvan de waardeontwikkeling over een lange periode te meten. Waarbij uiteraard ook nog moet worden gecorrigeerd voor veel andere invloeden.

Zelfs conceptbouwers blijven niettemin architecten inschakelen om hun gestandaardiseerde productie projectgewijs door de aankleding een eigen uitstraling te geven. Dat gebeurt omdat ze daarvan de meerwaarde zien. Toch zit de schoonheid niet alleen in de details maar ook in de grote lijnen. De juiste verhoudingen. Op dat gebied valt evengoed nog veel te bereiken. Voor de prijs misschien en voor de waarde zeker.

08 juli 2015/cobouw.nl